Dateren via de C14-methode
We krijgen vele vragen over dateringsmethoden - met name de C14 methode - op ons afgevuurd, tijdens de open woensdagmiddagen, de opgravingen en diverse andere momenten (de laatste keer was op een zaterdag, ik stond in de rij bij de kassa van een supermarkt). De methode is bekend: vrijwel iedereen heeft ervan gehoord, maar echt bekend is de methode niet: precies weten hoe en waarom die werkt doet niet iedereen (het aloude klok en klepelsyndroom). Hoewel 't alle symptomen van 'ingewikkelde wetenschap' heeft (formules, statistiek, chemie en deeltjesversnellers), is het hoe wen waarom gelukkig niet zo moeilijk: alles bestaat uit atomen en levende wezens hebben veel koolstofatomen in zich, en die zijn er in twee smaken: het stabiele koolstofatoom ('C12') en een radioactieve variant ('C14'). Tijdens het leven hebben alle planten en dieren een normale, natuurlijke verhouding tussen de C12 en de C14 atomen in zich. Na de dood van het plantje of diertje stopt de opname van koolstof uit de omgeving: De atoomklok is gestart. De hoeveelheid C14 begint door radioactief verval namelijk langzaam af te nemen. De afname gebeurt met een constante snelheid: na 5568 jaar is nog maar de helft van de oorspronkelijke hoeveelheid C14 over. De hoeveelheid C12 blijft intussen gelijk. Wanneer van een stuk organisch materiaal gemeten wordt hoeveel C14 nog over is van de hoeveelheid die er ooit was, volgt hier automatisch uit hoe oud het is.
De C14-dateringsmethode is alleen te gebruiken voor organische materialen als hout en bot. Wanneer wij een datering nodig hebben, en er is goed materiaal voorhanden, sturen wij het op naar het Centrum voor IsotopenOnderzoek van de Rijks Universiteit van Groningen. Dat is de enige plek in Nederland waar je terecht kan voor een C-14 datering.