woensdag 24 april 2013

Macroresten in archeologische sporen

Menselijke activiteit en bewoning worden voor archeologen zichtbaar in de vorm van grondsporen of artefacten. Maar de mens laat ook haar sporen na op kleinere schaal, die je zonder microscoop over het hoofd zou zien. Het gaat hier om zaadjes van vruchten, noten en planten die vroeger als voedsel diende voor de mens. Iedere plantensoort kent zijn eigen identieke zaadje; te vergelijken als een soort vingerafdruk. Hierdoor kunnen specifieke soorten makkelijk gedetermineerd worden en kunnen archeologen achterhalen welke planten, vruchten of noten er vroeger werden gegeten. Deze informatie geeft de archeoloog weer net wat meer informatie over het alledaagse leven van mensen uit lang vervlogen tijden.

donderdag 18 april 2013



Bij archeologische opgravingen bestaat een groot deel van de metaalvondsten uit ijzer dat is aangetast door corrosie. De mate en het soort van de aantasting is afhankelijk van de bodemkwaliteit. Voor Amersfoort e.o. is de ervaring dat het ijzer meestal is bedekt met een dikke laag corrosie- en afzettingsprodukten ofwel anders gezegd, zwaar is verroest. Het volume van roest is ca 10 maal groter dan dat van onaangetast ijzer waardoor bijvoorbeeld roestend ijzer in beton scheurvorming van betonconstructies kan veroorzaken. Voor het behoud van een metaalvondst is het belangrijk dat het materiaal wordt gereinigd en geconserveerd. Het reinigen kan met meerdere methoden worden uitgevoerd waarbij we de laatste jaren met de zgn. electrolysemethode goede resultaten hebben geboekt. Bij deze methode bevindt het te reinigen voorwerp zich in een oplossing van caustic soda en is het opgenomen in een gelijkstroomkring. Er vindt ontzouting plaats en er treedt onthechting op tussen het ijzer en de corrosieprodukten die vervolgens d.m.v. (micro) stralen met glasparels aanvullend worden verwijderd. Tenslotte wordt het vondstmateriaal behandeld met een anticorrosie-en oppervlakconserveringsmiddel.

dinsdag 16 april 2013

Hoek Coninckstraat en de Pothstraat: nu tulpen, vroeger huizen

Waar de ondergrondse afvalcontainers in de binnenstad verschijnen, doen de stadsarcheologen in veel gevallen voorafgaand een kort onderzoek. In de binnenstad zijn al veel containers geplaatst en een van de laatste is die op de hoek van de Coninckstraat en de Pothstraat. Nu is het een klein stadstuintje, waar door buurtbewoners tulpen zijn geplant, maar hoe zag deze hoek van twee straten er vroeger uit?

Het archeologisch onderzoek maakt duidelijk dat hier huizen stonden: kleine huizen met een keldertje eronder (zie foto).  In de 18e en 19e eeuw was dat zo, maar ook daarvoor was er al bewoning. De stadsarcheologen gaan vandaag nog een stukje dieper de grond in.

donderdag 11 april 2013

Proefsleuven in Bunschoten

Deze week is een proefsleuvenonderzoek gestart in Bunschoten, deze keer in het buitengebied. Hoewel nu niet altijd meer goed zichtbaar, bevinden zich hier dekzandkopjes in de ondergrond, die afgedekt zijn met veen. Sommige van deze kopjes waren in de prehistorie (in drogere tijden) goed bewoonbaar.
Een kijken hoe dat bij deze locatie zit...


maandag 8 april 2013

Bunschoten of Afrika?


Onder het toeziend oog van een aantal emoe's, springbokken en reeën, heeft het Centrum voor Archeologie onlangs een opgraving uitgevoerd.
Graven we tegenwoordig ook in Afrika?
Nee, dit was een klein project in Bunschoten.

dinsdag 2 april 2013

Nieuw in scheplogvitrine: Multifunctionele Kookpot

Dat hergebruik van serviesgoed van alle tijden is, getuige een schilderij van Quiringh Gerritsz. van Brekelenkam.
Op dit schilderij zien we een 'kopster' , koppen zetten, d.w.z. het zetten van glazen bollen op een sneetje in de arm. Dit was in de 17e eeuw een gebruikelijke methode om bloed af te tappen. De glazen bollen werden daartoe in heet water opgewarmd en daarna boven een kaarsvlam luchtledig gemaakt. De 2-oorige (waterdichte) kooppot, zoals er bij opgravingen vele zijn teruggevonden, was zeer geschikt om de 'koppen' in op te warmen.

Meisjes lieten zich in de 17e eeuw aderlaten of koppen om zekerheid te krijgen over hun kansen in de liefde en over de mogelijkheden van zwangerschap. De vrouwen die zich met deze kwakzalverij bezighielden, de kopsters, stonden slecht bekend:

'Zo loopt men dan om raet, by duyvels jaeghsters maet, te koppen, En laet in 't bloet dan kijcken, Of hare minnaer weer sal komen, of mijn Heer gaet strijcken', zegt een 17e eeuws dichter.