"Ik ben er helemaal klaar mee...", riep onze nieuwste restauratrice en zette het lelijkste vaasje dat we ooit hebben opgegraven op mijn bureau, gerestaureerd en wel. "En ik wil 'm nooit meer zien!" brulde ze er achteraan, vanuit de gang. Oei... Dit was geen ochtendhumeur of een slechte dag, dit was het resultaat van weken-lang worstelen met scherven, lijm en gips. En een lelijke vaas die niet gerestaureerd wilde worden.
Het begon allemaal op de opgraving, waar tussen allerhande recente troep een aantal witte scherven de aandacht trok van één van de opgravers. Te recent om mee te nemen, maar te opvallend om te laten liggen. Toch maar meegenomen en zodoende kwamen de scherven - redelijk ongemerkt - in de vondstverwerking terecht. Wassen, drogen, tellen, coderen, beschrijven en... puzzelen. Dat laatste hebben we laten doen door een stel jonge scholieren die een paar daagjes bij (aan?) ons kwamen snuffelen. De opgraving was verregend en we zochten wat binnenwerk voor de knulletjes. En ineens was daar een soort monster-van-Frankenstein-achtige vaas ontstaan, bijeengehouden door plakbandjes, elastiek, satéstokjes en een heuze paperclip. Tja... en als we dan eenmaal dat hele eind zijn gekomen, dan ook maar afmaken: restaureren, tekenen, beschrijven en fotograferen. En exposeren...
Sorry, Caroline, je zult de vaas nog heel vaak zien: vanaf vandaag staat ie in de Scheplog-vitrine.