Vorige week is de opgraving aan de Burgwal in Bunschoten afgerond. Tijdens de opgraving zijn meer dan 10 haardkuilen aangetroffen, die allemaal uit het Mesolithicum (9000 - 5000 v. Chr.) dateren. De kuilen lagen allemaal los van elkaar; geen van de kuilen doorsneed een andere kuil. Op de bodem van de kuilen lag een laag met brokken houtskool, die door een laag (dek)zand waren afgedekt (zie foto). Waarschijnlijk zijn de kuilen na gebruik open blijven liggen en geleidelijk met zand dicht gestoven. In de kuilen zijn geen vondsten aangetroffen, met uitzondering van één (bewerkt) stukje vuursteen.
Tijdens het aanleggen van de verschillende werkputten zijn wel meer vuursteenvondsten gedaan. Deze vondsten bevonden zich veelal in de B-horizont van een podzolbodem, die gedeeltelijk op het terrein bewaard was gebleven. Een podzolbodem is een bodemsoort die uit verschillende lagen (horizonten) bestaat, waarbij de B-horizont, de zogenaamde inspoelingslaag, de voorlaatste laag is.
De vondst van de vuurstenen en de verschillende haardkuilen tonen aan dat het perceel aan de Burgwal gedurende een langere periode in het Mesolithicum in gebruik is geweest. Wat de mensen precies op deze locatie deden is vooralsnog niet duidelijk. We hopen dat de vondsten ons meer vertellen over deze plek als ze worden onderzocht door experts.
Behalve de vondsten uit het Mesolithicum werden sporen gevonden die laten zien dat het terrein vanaf het einde van de 13de eeuw, begin 14de eeuw, opnieuw in gebruik werd genomen. Dit gebruik strekte zich uit tot vandaag de dag. Deze sporen omvatten paalsporen van structuren zoals hooibergen en ook verschillende waterputten, waarvan er meer dan 5 zijn opgegraven. Deze waterputten (zie foto) lijken te dateren van de 14de tot en met de 19de eeuw. De vondsten uit deze putten zullen helpen om de periodes van gebruik nauwkeuriger te dateren en het volledige archeologische verhaal van dit terrein aan te vullen.