donderdag 28 maart 2013

Grafheuvels krijgen opknapbeurt.

Amersfoort en de omliggende gemeenten, met name die op en rond de Utrechtse Heuvelrug, worden gekenmerkt door een bijzonder soort archeologische monumenten: prehistorische grafheuvels. Zo ook de gemeente Soest, waar een stuk of 12 van deze heuvels bekend zijn. De oudste grafheuvels in Soest dateren vermoedelijk uit de Late- Steentijd (het Laat-Neolithicum, ca. 2900-2000 voor Chr.) De meestal met een greppel omgeven heuvels werden opgeworpen over het lichaam van een overledene, vergezeld van wapens of werktuigen en een rijk versierde aardewerken beker met daarin voedsel of drank en sieraden. In de loop der eeuwen veranderde het begravingsritueel. Het begraven (inhumeren) werd ongeveer 3800 jaar geleden vervangen door het verbranden van het lichaam(cremeren). De verbrande resten werken in een urn (of een doek) gedaan waarna er een heuvel overheen werd geworpen, of de urn werd in een reeds bestaande grafheuvel bijgezet. Deze werd hiervoor verder opgehoogd en (wellicht) van een nieuwe 'omheining' voorzien.


Net als in de rest van Nederland zijn de meeste grafheuvels in Soest niet zo hoog. Ze steken vaak minder dan een meter boven het maaiveld uit. In een natuurlijke omgeving, zoals een bosgebied, vallen ze nauwelijks op. Zeker niet als ze begroeid zijn. Ook voor de eigenaar, de gebruikers en de bezoekers van het terrein zijn ze vaak moeilijk herkenbaar. Dat is een van de redenen waarom grafheuvels soms onbedoeld worden beschadigd. Bijvoorbeeld bij werkzaamheden met zware machines, door gebruik als fiets-, cross- of ruiterpad of doordat kinderen er kuilen in graven voor een hut. Andere, meer natuurlijke schadeoorzaken zijn windworp (bomen die met kluit en al omwaaien) en ingravingen door konijnen en vossen.

Enkele grafheuvels in de bossen van Soest waren in zo'n slechte staat, dat de gemeente Soest heeft besloten om ze een opknapbeurt te geven. Omdat het Centrum voor Archeologie samenwerkt met de gemeente Soest, hebben wij een deel van deze werkzaamheden voor onze rekening genomen. Afgelopen winter zijn enkele medewerkers van het CAR, samen met de boswachter van Soest bezig geweest met diverse werkzaamheden aan acht heuvels. De bomen op de heuvels zijn gerooid, zodat ze geen schade meer kunnen aanbrengen aan de grafheuvel. Jonge aanwas en sprokkelhout is verwijderd en konijnenholen en andere gaten zijn met aarde opgevuld. Hierdoor zijn de heuvels flink opgeknapt zoals op de foto's is te zien.

Door de opknapbeurt zijn de grafheuvels voorlopig beter beschermd tegen de tand des tijds. Ze zijn nu ook duidelijker herkenbaar in het bos, waardoor meer mensen van deze bijzondere overblijfselen uit het verre verleden kunnen genieten.

dinsdag 26 maart 2013

missende hoektand


Tijdens botonderzoek van een schedel van een jonge man (gevonden op de Appelmarkt/Groenmarkt in 1997) ontdekte onze bottenspecialist  een afwijking in het gebit. Het bovengebit (de Maxilla) mist een hoektand. In totaal zijn er dus 3 in plaats van 4 hoektanden. De tand is in aanleg niet aanwezig, in dit geval rechtszijdig. De afwezigheid van een tand komt vaker voor: bij de verstandskies. De afwezigheid (agenesis) van permanente hoektanden in het bovengebit komt niet vaak voor. Eénzijdige afwezigheid (zoals in dit gebit) is nog zeldzamer. Het komt bij vrouwen wel meer voor dan bij mannen, een erfelijk component is niet uit te sluiten.

dinsdag 19 maart 2013

Aardewerk vondsten

aardewerk is in het algemeen goed te dateren omdat de kleuren en vormen, net als nu, aan mode onderhevig waren. Wanneer we aardewerk in grondsporen vinden, kunnen we zo die sporen in een tijd plaatsen. Grijs aardewerk komt bijvoorbeeld na 1500 niet meer voor in Amersfoort en het Delfts Blauw, imitatie van Chinees porselein, wordt pas gemaakt vanaf begin 1600. Toen begon de net opgerichte Verenigde Oost-Indische Compagnie (1602) met importeren van porselein.

Ook bodems van voorwerpen bieden vaak een aanknopienspunt voor de datering. Kookpotten met bolle bodems konden alleen gebruikt worden om in de hete as of in het zand te zetten en vormen het oudste model. Later kregen de potten pootjes (afgekeken van de bronzen modellen) omdat men toen vuur maakte op een stenen ondergrond en ze ook op een tafel moesten kunnen staan. Weer later kregen de potten vlakke bodems, omdat het (gietijzeren) fornuis was uitgevonden.
 
De aardewerkscherven die we bij opgravingen vinden, worden binnen gewassen en zo goed mogelijk gedateerd. Als er van een voorwerp veel passende scherven blijken te zijn, dan worden ze gelijmd en met gips aangevuld, zodat het tentoongesteld kan worden.

Omdat dit restauratiewerk al ruim 25 jaar door enthousiaste vrijwilligers wordt gedaan, beginnen onze vitrines aardig gevuld te raken met borden, potten, kannen en ander huisraad.
Iedere woensdagmiddag kunt u binnen lopen om deze spullen van onze voorouders te bekijken.

donderdag 14 maart 2013

Laboratoriumwerk deel 2: Hout


Zo nu en dan worden door de archeologen houten voorwerpen teruggevonden. Denk bijvoorbeeld aan houten bestek, vaatwerk, speelgoed, bouwhout en nog veel meer. Wij willen dan graag weten om wat voor soort hout het gaat. Was het een boomsoort die hier van nature voorkwam? Of werd het hout geïmporteerd?
Omdat het hout vaak honderden - soms duizenden jaren onder de grond heeft gelegen, verkeert het vaak in zeer slechte staat. Dan is het niet altijd mogelijk met het blote oog te zien om wat voor houtsoort het gaat. Als dat het geval is hebben we een microscoop nodig die tot 500 x kan vergroten. Daarmee bekijken we dan de celstructuur van het hout. Omdat elke boomsoort - op celniveau - verschillende kenmerken heeft, kunnen we een onderscheid op soort maken.

Hieronder drie afbeeldingen van hoe een den eruit ziet als je deze onder de microscoop bekijkt:

dinsdag 12 maart 2013

Laboratoriumwerk

Laboratoriumonderzoek van ons aardewerk.
Wij zijn begonnen met onderzoek naar de samenstelling van het in Amersfoort opgegraven aardewerk. We hopen dat we verschillen in samenstelling door de eeuwen heen kunnen zien. Ook hopen we import van lokaal vervaardigd aardewerk te kunnen onderscheiden.
Voor de methode bestralen we ons aardewerk met röntgenstraling. Het aardewerk reageert hierop door straling uit te zenden waaraan we kunnen zien uit welke chemische elementen het bestaat. De methode staat bekend als X-ray fluorescentie (XRF). Het is nog de vraag of de analyse antwoord gaat geven op onze vraag, maar dat is dan ook het doel van ons werk.