donderdag 19 september 2013
Vaak wordt gedacht dat archeologen alleen geïnteresseerd zijn in vondsten, maar niets in minder waar. We proberen een reconstructie te maken van hoe de mensen in een bepaalde periode op een specifieke locatie leefden. Vondsten spelen hier natuurlijk een grote rol bij, maar minstens zo belangrijk is om het landschap waarin men leefde te begrijpen en reconstrueren. In het voorjaar van 2012 hebben diverse archeologen van het CAR een bodemcursus gedaan, waarbij hen alles geleerd werd over de vorming van het landschap in Midden-Nederland. Afgelopen week hebben zij tijdens een vervolgcursus door twee geologen specifiek naar de bodem in de regio Amersfoort gekeken. Amersfoort ligt namelijk in een regio die gekenmerkt wordt door verschillende bodems. In het noorden, rond Spakenburg en Bunschoten, bevinden zich natte veen- en kleigronden. Amersfoort zelf ligt op de overgang van deze natte gronden naar de hoge en droge stuwwal (Utrechtse Heuvelrug), en – richting Leusden – naar de Gelderse Vallei, waar het landschap wordt gekenmerkt door beekjes en dekzandruggen. Al deze landschapstypen werden vroeger op een andere manier gebruikt door de mens. Of mensen ergens konden wonen, jagen of akkeren hing namelijk sterk af van het soort bodem die er op dat moment aanwezig was. Tijdens de cursus werden grondboringen gedaan en werd gekeken of te herleiden is of een bodem geschikt was voor bewoning in bijvoorbeeld de Prehistorie of de Middeleeuwen. De combinatie van geologische en archeologische kennis zorgde voor leuke discussies, en vooral tot een mooie reconstructie van hoe het landschap hier gevormd is en er door de vele eeuwen heen heeft uitgezien.